woensdag 25 februari 2009

Over economen en politiek

Mijn vader zaliger Victor Van Rompuy was meer dan 25 jaar professor in economie aan de KULeuven. Hij gaf de basiscursus inleiding tot de economie, publieke financiën, economische politiek, geschiedenis van het economisch denken en economische methoden.
In mijn kelder thuis heb ik zijn bibliotheek met al die schitterende handboeken bewaard: Schumpeter (Ten Great Economists), Keynes (The General Theory of Employment, Interest and Money), Galbraith (zijn lievelingseconoom), Musgrave, Samuelson en Tinbergen.
Mijn vader doceerde dat economie een “dismal science” was met een reeks wetmatigheden maar die gedetermineerd wordt door het gedrag van mensen (consumenten, spaarders, ondernemers) en instellingen (overheid, vakbonden, banken, bedrijfsorganisaties).
Ik dacht aan hem als ik vandaag in de pers het debat las over het “Economic War Cabinet” van Geert Noels. Een groep economen zou op basis van wetenschappelijke inzichten een reeks maatregelen moeten voorstellen die een oplossing bieden voor de huidige financiële en economische crisis.
In 1974 publiceerde een groep van 11 economen (waaronder mijn vader) onder voorzitterschap van Gaston Eyskens een rapport over uitwegen voor de toenmalige economische crisis onder de titel “Het land waarin wij werken”. Economen uit diverse milieus bereikten toen een consensus maar het heeft niet belet dat België in de volgende jaren is weggezonken in een zware economische en budgettaire crisis. Ook waren heel wat jongere economen (waaronder Paul De Grauwe) het absoluut oneens over de voorgestelde analyse en oplossingen die te genuanceerd waren en omdat ze niet geloofden in de gemengde economie zoals die in België toen functioneerde.
Vandaag staan we opnieuw voor grote uitdagingen. Hoe de bankcrisis aanpakken? Moet er overheidssteun worden gegeven aan de automobielsector? Mogen de begrotingstekorten en de staatsschuld verder oplopen?
Bestaat hierover consensus onder economen?
Als ik de jongste weken de antwoorden bekijk van professor Paul De Grauwe op de 3 gestelde vragen, dan lees ik:
- de banken ( Fortis, KBC, Dexia) moeten worden genationaliseerd; de overheid moet de schuld van de financiële sector overnemen en zelf nieuwe schuld uitgeven;
- aan de automobielsector mag geen overheidssteun worden gegeven; degenen die hopen dat de werkgelegenheid in de automobielsector behouden kan blijven zijn dromers of leven op een andere planeet;
- pogingen van de overheid om de tekorten te verminderen en de oplopende overheidsschuld tegen te houden zullen de neerwaartse deflatoire spiraal versterken en het wantrouwen in de economie alleen versterken.
Samengevat: Regering Van Rompuy: koop de Belgische banken op, Peeters: stop met staatssteun aan Opel en Ford en Alle Regeringen: laat de begrotingstekorten maar oplopen.
Kan dit de basis vormen van een consensus in het War Cabinet? De voorzitter van VOKA, Urbain Vandeurzen, vertelt juist het omgekeerde en voor elke stelling die men poneert, zal men wel een andere econoom vinden die op basis van een economische analyse een andere thesis ontwikkelt.
In de jaren zeventig was er het probleem van de stagflatie en was de vraag welke instrumenten zetten we best in: de monetaire politiek, de fiscale politiek, de inkomenspolitiek? Uiteindelijk werd het een mix van maatregelen en duurde het jaren vooraleer doelmatige oplossingen werden bereikt die ook een politiek en maatschappelijk draagvlak hadden.
Geen limieten zetten op begrotingstekorten, de banken nationaliseren en alle overheidssteun aan bedrijven verbieden: als dat het War programma zou worden, riskeren de ministers van de Regering Van Rompuy binnen 2 jaar te moeten verschijnen voor een parlementaire onderzoekscommissie en zullen Noels en De Grauwe gehoord worden als experten…
Economen zijn een kind van hun tijd. Toen ik in de jaren ‘70 aan mijn doctoraat werkte aan de KULeuven deelde ik nog het bureau met de professoren Wim Moesen, Dirk Heremans en Paul De Grauwe. Ik herinner mij nog de boeiende debatten tijdens de koffiepauze op het Centrum voor Economische Studiën over de rol van de monetaire en fiscale politiek, de vaste of vlottende wisselkoersen, de industriële politiek en het belang van instituties in het bepalen van de economische politiek. Paul De Grauwe was toen de heraut van de markteconomie en een adept van de Friedmaniaanse geldpolitiek. Galbraith die pleitte voor een grote rol van de overheid en een sociale herverdelingspolitiek werd afgedaan als een niet-wetenschappelijke econoom. Ik schreef met Paul een paper over monetaire integratie in het kader van het rapport Tindemans over de Europese Unie maar hij geloofde niet in de euro omdat hij voorstander was van vlottende wisselkoersen .Later bleef hij steeds sceptisch over de creatie van een eenheidsmunt in Europa. Vandaag lees ik van hem dat zonder de euro de financiële crisis nog veel erger zou zijn en pleit hij voor een grotere controle van de Europese Commissie (vroeger afgedaan als” bureaucraten”) op het financieel systeem.
Dat economen zich nu willen opwerpen als de wonderdoctors die de recepten hebben die de politici niet kunnen of willen bereiden, is getuigen van een gebrek aan relativiteitsvermogen van al de theorieën die economen in al die jaren hebben ontwikkeld en die naargelang de omstandigheden een heel andere uitwerking hebben.
Ik heb deze morgen nog eens in de cursussen van mijn vader gebladerd en daarin gelezen dat een econoom steeds twee handen (on the one hand…, on the other hand…) moet hebben zo niet doet hij aan politiek. Of is het de ambitie van economen aan politiek te doen? Dat ze het dan openlijk zeggen maar geen misbruik maken van de “dismal science”. Mijn vader die Paul De Grauwe vanuit John Hopkins naar Leuven haalde en hem steeds een schitterende econoom vond (hoewel hij zijn economische opvattingen niet deelde) zou het niet anders hebben gezegd.

 

zondag 22 februari 2009

Van Opgrimbie tot in De Panne

Als broer van de “premier van een anti-Vlaamse regering” was ik deze morgen te gast in Controverse van RTL-TVI. Ik kreeg zoals gewoonlijk de Franstalige tegenspelers (dit keer Picqué, Gosuin en Delpérée ) over mij heen toen ik argumenteerde wie de schuld was van het mislukken van de communautaire dialoog en waarom het Vlaams parlement het belangenconflict over het doelgroepenbeleid in het relanceplan heeft gestemd. Het is zo gemakkelijk onder Vlamingen de stoerste uit te hangen maar wie heeft nog de moed om onze stellingen te verdedigen aan de overkant? Stemmen in Vlaanderen win je er niet mee. Nochtans heeft het zijn nut want elke keer krijg ik reacties van Franstaligen die vinden dat van de Vlaamse stellingen vaak een karikatuur wordt gemaakt.
Vandaag had ik de handicap om de Burgemeester van Lennik, Willy Dewaele, naast mij te hebben in het debat die van zijn kant een echte karikatuur maakte van onze Vlaamse standpunten (daarom vragen ze hem dan ook bij RTL). Pleiten voor een boycot van de (perfect legale) Europese verkiezingen en tegelijk de 3 Franstalige burgemeesters ervan beschuldigen onwettige daden te stellen: il faut le faire! De aanwezige wn. burgemeester van Wezembeek Van Hoobrouck en FDF’er Gosuin lieten deze open doelkans voor het Franstalig publiek natuurlijk niet liggen. Ik heb het na de uitzending ook aan mijn goede vriend Willy gezegd dat hij niet op het Zangfeest was.
Toen men mij op het einde van de uitzending vroeg of de dialoog ooit zou hernemen zei ik dat “de federale budgettaire tekorten nooit kunnen weggewerkt worden zonder herziening van de financieringswet en er geen federale verkiezingen meer kunnen gehouden worden zonder splitsing van BHV”. Dat zijn geen nieuwe beloftes maar nuchtere vaststellingen. Het opblazen van de dialoog zal vroeg of laat in het gezicht van de Franstaligen ontploffen. Dan zal de ontnuchtering groot zijn.
“N-VA wil ten strijde trekken tegen Van Rompuy” lees ik deze morgen in Het Nieuwsblad op Zondag. Op dezelfde bladzijde lees ik dat Herman met de nachtbus op skivakantie is. Ik blijf dit jaar thuis om de familiale kleuren te blijven verdedigen “van Opgrimbie tot in De Panne”. Ik vernam vandaag van moderator Pascal Vrebos dat Bart De Wever nog nooit een uitnodiging heeft aanvaard om te gaan debatteren op RTL. Wellicht vindt hij dat als Slimste Mens wellicht verloren moeite. N-VA heeft ervoor gekozen om in de toekomst niet meer te onderhandelen met de franstaligen maar aan de zijlijn te schieten op CD&V.
Maar ik geef de strijd niet op noch voor de splitsing van BHV noch voor de grote staatshervorming. Het wordt mijn laatste legislatuur in het Vlaams Parlement maar die hervormingen zal en wil ik nog meemaken.
Als ik dit weekend mensen ontmoette geraakte ik zeker niet ontmoedigd. Integendeel. De mensen rekenen op de Van Rompuy’s van Opgrimbie tot in De Panne! En Herman wordt nog populair…

donderdag 19 februari 2009

Institutionele crisis

Vandaag interpelleer ik de Vlaamse Regering in de Commissie Economie van het VP over een kader en richtlijnen voor steunverlening en crisisfinanciering aan ondernemingen in moeilijkheden. Nu de Vlaamse Regering bereid is na de banksector ook in de automobielsector overheidssteun te geven moet werk worden gemaakt van een algemeen steunregime want ongetwijfeld zullen ook andere economische sectoren vragen naar staatsgaranties-en overheidssubsidies om de huidige crisis te overleven. In de jaren ‘80 bestond in Vlaanderen de zgn. Vesoc-richtlijn die als basis diende voor steunverlening aan ondernemingen in moeilijkheden. Mijn interpellatie vraagt naar een gelijkaardige richtlijn om steunverlening enkel toe te staan als hieraan een geloofwaardig business-plan is gekoppeld en de bedrijven een toekomst hebben. Steunverlening mag niet discriminatoir zijn en moet criteria van economische doelmatigheid vooropstellen zoniet vervalt men in de fouten van het verleden.
Gisteren was er in het VP het debat over de mislukte communautaire dialoog. De lezers van BE FREE weten dat ik altijd sceptisch was over de slaagkansen ervan. De franstaligen willen geen grondige staatshervorming en gebruiken de communautaire voetzoekers in de Rand zoals BHV en de benoeming van de 3 burgemeesters als munitie om telkens opnieuw de dialoog op te blazen.
Kris Peeters zei gisteren dat dit land naast de financiële en de economische crisis ook een institutionele crisis beleeft. De vertouwensbreuk tussen de gemeenschappen wordt steeds groter. De economische en financiële problemen dwingen Vlamingen en Franstaligen om vandaag te overleven in het huidig federaal kader maar iedereen kan vaststellen dat dit niet langer aangepast is om te komen tot duurzame oplossingen. Uitstel maakt dat hervormingen steeds moeilijker worden en de kloof tussen Noord en Zuid in dit land steeds groter wordt.
CD&V zit in een aartsmoeilijke positie omdat ze in deze dramatische economische tijden haar verantwoordelijkheid moet nemen maar het chantageklimaat en de woordbreuk waarin de onderhandelingen tussen de gemeenschappen moeten verlopen drijven dit land verder in het nauw. Kris Peeters waarschuwde gisteren als Vlaams Minister-president: “degenen die de de dialoog hebben opgeblazen dragen een zware verantwoordelijkheid. Als we ooit opnieuw aan tafel zitten zal het met andere elementen en in andere omstandigheden zijn.”
Intussen lezen we in Le Soir dat de MR nog steeds zou aansturen op samenvallende verkiezingen in juni. In de Belgische politiek is maart steeds een gevaarlijke maand. “Beware of the ides of March” zei een waarzegger aan Julius Caesar in het oude Rome. Als ik dezer dagen Reynders en Di Rupo bezig hoor, zitten we inderdaad opnieuw in een toneelstuk van Shakespeare maar gelukkig is Herman Caesar niet en zitten de Brutussen bij de franstalige partijen die er vooral op uit zijn om mekaar te vermoorden.

zaterdag 14 februari 2009

De laatste 48 uur HVR

Gesprek van LUK ALLOO met HERMAN VAN ROMPUY DE LAATSTE 48 UUR in Het Nieuwsblad (14/02)


Premier, eindelijk. Na een politieke carrière van meer dan 35 jaar mag Herman Van Rompuy (61) de hoogste politieke ambt bekleden. Een mens zou voor minder blij zijn. Hoewel. ‘Ik heb alles gedaan om het premierschap te vermijden. Maar nu ik het ben, doe ik het graag.’

Bijna twee maanden is hij het nu, premier. Maar in een ander leven was Herman van Rompuy een dichter of golfkampioen. Aan de Wetstraat 16 slalom ik tussen de politieagenten en begeef mij naar binnen. Na een handdruk met de premier, word ik naar zijn bureau geleid. Wat drink je, vraagt een rustgevende Herman van Rompuy. ‘Een dubbele whiskey, het land is in crisis’, probeer ik. Uiteindelijk verkiezen we elk een spuitwater. Meneer de premier, professioneel hebt u zowat alle politieke functies belichaamd en privé oogt u gelukkig als echtgenoot en vader van vier kinderen. U bent een te benijden man?


Herman Van Rompuy: ‘Ik heb alles gekregen en voor mijn kwaliteiten ben ik niet verantwoordelijk, maar ik heb inderdaad geen tegenslag gehad. Alleen de natuurwet -het overlijden van mijn ouders in november 2004- kwam iets te vroeg in mijn leven. Ze zijn gestorven in dezelfde week. Niet omdat je mij aanzet tot citaten, maar er is een fantastisch woord van Herodotos, die zegt: In tijden van vrede begraven de kinderen hun ouders, in tijden van oorlog de ouders hun kinderen. De dood van mijn ouders heeft me erg getroffen. Ik was pas bekomen van de eerste shock en zat in een cinemazaal toen mijn gsm trilde. Het nummer van de home waar mijn moeder verbleef verscheen, en ik wist meteen dat ze gestorven was. Het filmkaartje zit nog steeds in mijn portefeuille.’

Zou u schrikken met nog amper 48 uur te leven?

‘De dichter Anton van Wilderode zegt: De mooiste verzen over de dood schrijf je voor je vijftigste, de meest echte na je vijftigste. Hij heeft gelijk. Hoe ouder je wordt, hoe meer evenwicht je vindt, hoe beter je met de dood om kan. Zelf ben ik al sinds mijn jonge jaren met de dood bezig, ik heb altijd een heel sterk vergankelijkheidsbesef gehad.’

Als kleine jongen hoort u toch te dromen?

‘Ik droomde ook veel, maar de mens is ingewikkeld, Luk. Een deel van mij droomt, een ander deel is verdrietig. Er is een deel vreugde en een deel melancholie. De truc is om de puzzel bij elkaar te houden. Hoe ouder ik word, hoe evenwichtiger ik word. Je mag niet bitter worden, ik ken mensen die constant de balans opmaken van hun mislukkingen. Bij mij is dat net het omgekeerde.’

Wilde u zoals elk kind voetballer of wielrenner worden?

HVR:‘Neen, ik wist al op mijn tiende dat ik in de politiek zou gaan. In 1957 woonden wij in Congo, mijn vader was er professor aan de universiteit van Leopoldstad. Tijdens de eerste gemeenteraadsverkiezingen nam hij mij overal mee. Ik zag burgemeesters, ik kende de foto’s en de lijsten… Politiek interesseerde mij meteen. Ook JF Kennedy heeft een rol gespeeld bij mijn keuze; hij was een idealistische, charismatische figuur en gaf ongelooflijk mooie toespraken. In 1960 pakte Kennedy uit met een nooit geziene campagne tegen zijn opponent Nixon. Ik werd volledig opgeslorpt en meegesleurd door zijn engagement. Ik merk dat de generatie van mijn oudste zoon ook zo wordt meegesleurd door Obama.’

Na uw studies filosofie en economie werd u al in 1973 ondervoorzitter van de CVP-jongeren. Hield u er rekening mee dat u de politiek na een paar jaar beu zou kunnen worden?

HVR:‘Ik had hoegenaamd geen planB. Maar in die 36 jaar actieve politiek heb ik wel twee moeilijke periodes gekend waarin ik zeer grote vragen had. In dit huis nam Tindemans in 1978 ontslag. Ik was toen zijn adviseur. Een Franstalige collega zei toen: Mais pourqoui es-tu si calme? Tu crois dans ton étoile? Iedereen had angst voor het zwarte gat, ik wist dat er een job uit de lucht zou vallen. En in 1985 had ik een groot conflict met twee grote boegbeelden van de partij: Frank Swaelen en Wilfried Martens. Swaelen wilde na vier jaar voorzitterschap naar de regering doorschuiven en ik stelde mij kandidaat om voorzitter te worden. Martens was razend, want hij verkoos Wivina Demeester. Iedereen zag mij als een gevaar. Bon, Swaelen bleef zitten en zowel Martens als Swaelen zagen hun ambities gefnuikt. Ik heb twee jaar lang echt niet geweten waar mijn plaats was binnen de CVP. Ik kreeg toen een aanbod om hoofdredacteur te worden van een nieuwe krant bij Roularta. Dat heb ik uiteindelijk naast mij gelegd, ik bedrijf te graag politiek. Met Frank Swaelen werd trouwens alles vlug bijgelegd.’

In 1981 weigerde u een ministerpost in de regering-Tindemans en als hoofd van de CVP-studiedienst voerde u toen zelf oppositie tegen de regering van Martens. Verklaar die keuzes eens?

‘Ik was toen gewoon niet klaar om minister te worden. En die rebellie zocht ik niet op, we hadden een gezelschap opgericht voor christendemocratische vernieuwing. De economie zakte op dat moment in elkaar, de regering keek ernaar en er gebeurde niets. Ik wilde dat niet laten gebeuren en kwam in opstand. Ik verkies nu eenmaal geen opportunistische acties. Premier Martens kon er niet mee lachen. Vandaar zijn er problemen gegroeid die we pas 25jaar later hebben bijgelegd. Ik was toen in de volledige contramine, ook binnen mijn eigen partij.’

U bent al bijna 40 jaar verankerd met uw partij. Ik begrijp niet dat u als gevoelsmens de machtsstrijd en broedermoorden kon en kan blijven aanzien. Wat een tijdverlies allemaal.

HVR:‘Ik vind dat ook. Ik droom van een wereld van harmonie. Wanneer mensen ruzie maken, vind ik dat meestal heel zielig. Maar het is eigen aan de politiek en aan het leven. Ik onderbreek de disharmonie door poëzie, lectuur, door schrijven en door in een milieu te leven waar dat niet bestaat. Niet dat thuis alles harmonie is hoor, maar dat is toch wel een andere wereld. Je moet gecompartimenteerd leven. Dat is een woord dat ik van Bill Clinton heb opgevangen, nu ben ik hier en ben ik zo, straks ben ik daar en reageer ik anders.’

U ademt een enorme rust uit, stress en maagzweren zijn u vreemd. Is het cynisme van de politiek aan u voorbijgegaan?

HVR:‘Dat valt mee, omdat ik een atypische politicus ben. Ik heb nooit sociale zitdagen gehouden, had nooit een lokaal mandaat en liep nooit alle recepties, eetfestijnen en feestjes af. Ik heb mijn prioriteiten, ik investeer veel tijd in mijn gezinsleven. Ik heb in die 40 jaar politiek ook mijn ruime vrienden- en kennissenkring behouden. In de loop der jaren heb ik een afstandelijkheidsgevoel gekweekt. Dat is mijn tweede natuur geworden. Aan te veel engagement dreig je ten onder te gaan.’

Ondertussen leeft u al 34 jaar samen met uw vrouw. Is nooit over politiek praten het geheim van uw goed huwelijk?

HVR:‘Mijn vrouw heeft mij nog nooit een vraag over politiek gesteld. Ik ken er die samen aan politiek doen, dat kan ook. Sommigen hebben dat nodig, thuiskomen en hun verhaal van de dag doen. Ik heb daar geen enkele behoefte aan.’

U hebt alle mogelijke politieke functies waargenomen, is het premierschap nu het summum?

‘Ik was zeer graag kamervoorzitter, dat was de leukste job tot dusver. Toen ik op 30 december 2008 de eed afgelegde, heb ik gewoon een knop omgedraaid. Ik inspireerde mij daarvoor op een oude melancholische Portugese vriend. Hij is nu 85 en ik bezocht hem vorige zomer nog. Hij is altijd vrolijk en buitengewoon geestig. Ik vroeg hem: Wat is uw geheim? Hij antwoordde in perfect Frans: Op mijn achttiende heb ik beslist om vrolijk door het leven te gaan. Ik heb dat die dertigste december ook gezegd: Ik heb het niet gezocht. Ik heb alles gedaan om het te vermijden. Maar nu ik het ben, doe ik het graag.’

Hoe hebt u uw vrouw leren kennen?

HVR:‘In de zomer van 1975 was ik als vrijgezel op safari in Kenia. Ik nam een vlucht in Nairobi richting Brussel. Een dame zocht een plaats en ik stelde voor om naast mij te komen zitten. Die mooie dame kwam van een expeditie met de universiteit op de Mount Kenia. Boven het meer van Oeganda ben ik verliefd geworden. En kijk, we zijn al 34 jaar samen.’

Hebt u van bepaalde beslissingen of levenskeuzes spijt?

‘Zeker. Maar meer op persoonlijk vlak. Mensen die ik onrecht heb aangedaan, mensen die ik gekwetst hebt. Soms gewild, soms ongewild. Ik heb een lijstje.’

Geef eens enkele namen die op uw lijstje staan?

‘Neen dat hou ik voor mij. Maar Wilfried Martens stond op mijn lijst. We hadden meer dan 25 jaar een frictie. Op een dag belde ik hem om iets te eten en alles bij te leggen. Wilfried was wel verbaasd. Nu heb ik met hem een uitstekende verhouding, ik lig zelfs mee aan de basis dat hij werd aangeduid als verkenner. En hij ligt mee aan de basis dat ik hier nu zit.’


Een persoonlijk vraagje. Mocht u met niets rekening moeten houden, was uw broer Eric dan minister in Van RompuyI?

Herman Van Rompuy: ‘Tuurlijk. Ook JF Kennedy heeft zijn broer Robert in de regering gebracht hé. Ik heb er dikwijls aan gedacht. Eric is zeer capabel, maar in ons systeem is dat niet mogelijk. Tussen 1995 en 1999 waren we allebei minister, dat was al mooi.’

Velen denken dat u een stoïcijnse strakke man bent. Terwijl u eigenlijk een levensgenieter bent. Houdt u van die verwarring?

‘Ik moet daar dikwijls om lachen, ja, maar geef nu niet de indruk dat ik op tafels sta te dansen en kroegen afdweil hé.’

Hebt u een midlifecrisis gekend?

‘Touché. Toen ik vijftig was, kreeg ik een abnormaal gevoel. Ik wilde plots een motor, en een paar dagen later heb ik folders verzameld van BMW-motors. Mijn oudste zoon vond het fantastisch, want hij wilde er zelf mee rijden, maar mijn vrouw heeft toen ingegrepen. Het is geëindigd met het kopen van een Vespa. En die heb ik nog altijd.’

Wat wil u nog allemaal doen tijdens uw laatste 48 uur?

HERMAN VAN ROMPUY:‘Ik blijf niet in de Wetstraat, dat is zeker. Ik wil die laatste uren thuis beleven met vrouw, kinderen, familieleden en intimi. Weet je, drie jaar geleden belde een zieke vriend mij op en zei: Herman, het is veel erger dan gedacht, het is afgelopen. Met vrienden en kennissen heeft hij zijn favoriete locaties bezocht. Nadien heeft hij op 31 oktober, toevallig op mijn verjaardag, een groot feest georganiseerd voor al de mensen die met hem werkten. Het was onvergetelijk. Zo’n afscheid inspireert mij wel.’

Als premier hebt u recht op een mooie staatsbegrafenis.

‘Daar heb ik nog niet over nagedacht, maar dat stelt niet veel voor. Volgens mij komt er een vleugeladjudant van de koning, is er een militaire escorte en een kanonschot. Ik heb nu als premier in de Kamer recht op een schilderij en een buste. Dus je kan mij daar begroeten. Een paar maanden geleden was ik met Leo Tindemans samen, ik zei: Leo, ik zie u elke dag, en ik groet u elke dag. Hij antwoordde: Ik voel het tot in Edegem.’ (lacht)

Wat mag er op uw grafsteen staan?

‘Ah, de extreme pretentie… Zet er maar alleen mijn naam op. Op het briefpapier van De Gaulle stond Général De Gaulle en niet Président de la République enzovoort. Dus gewoon Herman van Rompuy.’

Ik ben ervan overtuigd dat er geen leven is na de dood. Kunt u mij overtuigen dat ik fout ben?

‘Ik denk dat er effectief een leven is na de dood. Maar ik weet niet hoe, en ik vraag het mij echt niet af. Ik heb blijkbaar een groter geloof dan jij. Want jij wil het weten, ik wil het al lang niet meer weten. Ik denk dat iemand het weet, en dat is voor mij voldoende.’

U hebt tot dusver veel betekend in de Belgische politiek. Hoe mogen de Belgen u onthouden?

‘Ik heb een enorm groot relativeringsvermogen en ik weet goed hoe het verloopt na je carrière. Men neemt zijn hoed voor u af en daarna is het afgelopen.’

LUK ALLOO HET NIEUWSBLAD 14 FEBRUARI 2009   Corelio

zaterdag 7 februari 2009

DERDE

Donderdag a.s. wordt op het provinciaal CD&V- bestuur beslist over de lijstvorming voor het Vlaams Parlement in Vlaams Brabant. Het provinciaal bureau doet een voorstel waarmee alle betrokken kandidaten hebben ingestemd.
1. Tom Dehaene 2. Karin Brouwers 3. Eric Van Rompuy 4. Jan Laurys 5. Elke Zelderloo
Eerste opvolger Els Van Hoof   Tweede opvolger Peter Van Rompuy
In 2004 waren er in Vlaams Brabant 5 verkozenen op de kartellijst CD&V-NV.A in Vlaams Brabant.
Ik was opnieuw kandidaat lijsttrekker maar stemde in met het voorstel van Marianne Thyssen om dit keer de derde plaats te aanvaarden. Het is een verkiesbare plaats die, als de kiezers mij steunen, de kans biedt om mijn werk in het Vlaams Parlement verder te zetten. Ex-ministers en ex-fractieleiders hebben het vaak moeilijk om opnieuw de draad op te nemen als gewoon parlementslid. Ik heb gepoogd te bewijzen dat ook backbenchers hun plaats verdienen in het Halfrond. Aan de kiezer om hierover te oordelen maar ik heb er vertrouwen in.
In 1985 werd ik voor het eerst in de Kamer verkozen van op de derde plaats (na Jean-Luc Dehaene en Paul De Keersmaeker). Nu sta ik er terug voor wat mijn laatste parlementaire campagne wordt. Het is nu 30 jaar geleden dat ik voor het eerst kandidaat was als eerste opvolger van Tindemans bij de Europese verkiezingen van 1979. Ik nam deel aan 10 parlementaire kiescampagnes. Telkens komt “das kampfschwein” in mij boven. Peter heeft in 2007 bewezen dat hij in tegenstelling met zijn vader ook een campagnebeest is. De Van Rompuy’s zullen er staan op 7 juni.
We gaan er met de ganse CD&V- ploeg voor knokken want het worden moeilijke verkiezingen, zeker in Vlaams Brabant waar de communautaire thema’s zwaarder doorwegen dan in de rest van Vlaanderen. Herman en Kris Peeters doen het de jongste weken uitstekend als regeringsleiders. In de volgende maanden staan ze nog voor grote economische, sociale en financiële uitdagingen. De kiezer zal uitkijken naar wie kan bewijzen dat hij de problemen aankan. Het worden nog bewogen maanden.
Maar voor wie er nog aan twijfelt: ik ben klaar voor mijn tiende en laatste parlementaire campagne en zoals een vriend mij gisteren zei: je bent steeds op uw best als underdog.