De laatste 48 uur
DE LAATSTE 48 UUR VAN ERIC VAN ROMPUY door LUK ALLOO in HET NIEUWSBLAD (22/23 november 2008)
Eric Van Rompuy wordt deze week 59. Nooit heeft de CD&V een meer rebelse jongere binnen haar rangen geteld. De carrière van Eric werd meermaals gefnuikt, maar ook dát is eigen aan de CD&V. Hoe dan ook, Eric blijft in zijn hart 27.
Een kille ochtend in november. Eric staat mij op te wachten aan zijn voordeur, hij loodst mij binnen en zodra we aan tafel zitten, volgt een gespreksmarathon van een paar uren over toen, nu en straks.
Halleluja Eric, God geeft je nog 48 uur op aarde.
Eric Van Rompuy: ‘Ik wil graag nog lang leven, maar ik ben niet bang om te sterven. Bij de dood van mijn ouders had ik het bijzonder moeilijk. Beiden zijn na 58 jaar huwelijk tijdens dezelfde week in november 2004 gestorven. Ik was met hen vergroeid, ik woonde tot mijn 41ste thuis. Toen die goede en lieve mensen wegvielen, werd het dak van mijn wereld plots weggeblazen. Het feit dat ze samen gestorven zijn, was op dát moment zelf zeer pijnlijk, maar het is mooi dat ze samen zijn gegaan. Op hun grafsteen staat: Samen leven. Samen oud worden. Samen in alles. Samen voor altijd. De laatste dagen voor ze stierven, zei ik hen: Ooit zullen we weer samen zijn. Ik geloof daarin. Op welke manier weet ik niet. Het is geen troost voor de dood, het leven is niet het einde.’
Wat doe jij als je fysiek en mentaal aftakelt, als de ziekte pijnlijk en uitzichtloos wordt? Kies je voor euthanasie of blijf je volharden in je eigen partijprogrammapunten?
‘Ik ben hierin niet principieel. Een doodsstrijd is dramatisch, maar hoort bij het leven. Iedereen moet daar zelf over oordelen, elke levenssituatie is anders. Persoonlijk zal ik er niet om vragen, maar ik wil wel waardig sterven en niemand tot last zijn.’
Mijn intimi moeten voor euthanasie kiezen zodra mijn leven niet kwaliteitsvol meer is.
‘Als je je ouders hebt weten te sterven, bekijk je het levenseinde heel anders. Je blijft altijd hopen, ook zij klampen zich vast aan het leven, hoewel ze dodelijk ziek zijn. Ik zou mijn vrouw of dochter nooit willen bezwaren met de gewetensvraag wanneer ik wil sterven. Er komt een uur van de dood. En daar zal ik mij bij neerleggen.’
Je was single tot je 41ste, mag ik vragen waar en wanneer je de vrouw van je leven hebt leren kennen?
‘Ja, op een zeer onromantische plek, tijdens de bespreking van de staatshervorming in ‘88, in de commissie van Financiën in de Kamer. (lacht) Het was de bekende staatshervorming van Dehaene. U herinnert zich nog de oneliner van Dehaene: Sire, geef mij honderd dagen. Wel, ik was toen verslaggever voor de financieringswet die nog steeds geldt. Viviane zat naast commissievoorzitter Nothomb, ze was secretaris van de commissie, en toen zag ik het licht.’
Ga verder, heb je als CD&V’er initiatief genomen met versiertrucs?
‘Oei, Viviane hield heel veel afstand. Na enkele korte knikjes en superkorte professionele gesprekjes nodigde ik haar uit in een café vlakbij het parlement. Viviane daagde op en zei: Ik vertrek morgen op vakantie naar Zwitserland en ga er wandelen in de bergen. Ik had begrepen dat ze met haar vriend zou gaan en dacht dat mijn romantische kans verkeken was. Op een dag belde ze mij op voor een of ander verslag van het Internationaal Muntfonds. Toen heb ik mijn kans gewaagd en ben ik dat verslag persoonlijk en zeer uitvoerig gaan toelichten. Toen bleek dat ze met haar beste vriendin op reis was geweest, heb ik al mijn romantische charmes bovengehaald. Ik heb haar meteen uitgenodigd voor het kerstfeest thuis en een jaar later zijn we getrouwd.’
Even naar je jeugdjaren, uit welk nest kom je?
‘Ik heb een gelukkige jeugd gehad, ik groeide op in de rand van Zaventem. Mijn vader was professor economie in Leuven. De autosnelweg Brussel-Leuven bestond nog niet, wij woonden in een straat met veel speelmogelijkheden. Ik, mijn broer Herman en mijn twee zussen speelden voortdurend buiten. Vlak bij ons huis was er een sportclub waar mijn broer voorzitter van was, de Berreveld Sportclub. Ik deed aan wielrennen en atletiek en speelde voetbal. Ik heb nog een logboek met al mijn resultaten, ik was een echte sportmaniak. Sport was mijn ding. Mijn helden waren Paul Van Himst, Roger Moens en Rik Van Looy. Vader nam ons mee naar Anderlecht. In de zomer gingen we naar de koers en schuimden we atletiekmeetings af.’
Je vader werkte een tijdje als voorzitter van de studiedienst van de CVP en je broer Herman was al jong lid van CVP-jongeren. Had jij die politieke interesse ook snel beet?
‘Nee, ik twijfelde lang over wat ik zou studeren en koos uiteindelijk voor economie, ik weet nog altijd niet waarom. Allicht omdat mijn pa professor economie was. Hij zei dat je met een diploma economie verschillende perspectieven had. Achteraf bekeken had hij gelijk. Mijn economische kennis is mij goed van pas gekomen. Het is vooral door het toedoen van Herman dat ik voor de politiek ben gevallen. We sliepen op dezelfde kamer; we studeerden samen voor onze examens. Herman nam mij constant mee naar CVP-vergaderingen. Ik ontmoette er Martens, Dehaene en Smet. Ik vond die politieke wereld opwindend, maar koos toch voor de bankwereld. Toch sloop het virus in mij. Toen de positie van voorzitter bij de CVP-jongeren vrijkwam, heb ik mij kandidaat gesteld. Ik liet daar zelfs een job als bankier in Amerika voor staan.’
Ik herinner mij ‘77, je was amper 27 en werd voorzitter van de CVP-jongeren. Je droeg een jeans en een lederen jack. Ik dacht toen: ‘Eindelijk, de CVP is gered!’
‘Tindemans was nochtans mijn leermeester. (lacht) Ik was jong en wilde mij niet verstoppen in een voorspelbaar maatpak. Als jongerenvoorzitter haalde ik bij de Europese verkiezingen in ‘79 veel stemmen. Tindemans kreeg één miljoen stemmen, ik 73.000 stemmen, wat meer was dan Hugo Schiltz en Willy Claes. Frans Verleyen zei tegen mij: Je hebt nieuwswaarde. Je bent de James Dean van de Vlaamse politiek. Ik was vijf jaar jongerenvoorzitter, maar ik had veel tegenstanders omdat we kritisch waren voor onze eigen partij. Toen ik met de CVP-jongeren in 1979 de regering-Martens I deed vallen op een CVP-congres, drukten we doodsberichten en deelden dat pamflet uit aan de congressisten en zelfs aan premier Martens en CVP-voorzitter Tindemans. We durfden toen alles.’
In ‘85 werd je kamerlid en in ‘95 Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media. Tussen ‘99 en 2004 was je CD&V-fractielieder in het Vlaamse parlement. Eigenlijk ben je al 30 jaar de ‘coming man’, ik wil je actief zien als minister, niet als backbencher.
‘Ik was te controversieel, in mijn beginjaren heb ik zware conflicten gehad met Dehaene en Martens. In ‘81 verloren we de verkiezingen, we zakten toen van 49 procent naar 31 procent. De hele top zei: Jij hebt de verdeeldheid naar buiten gebracht. Jij hebt twee van de vijf Martens-regeringen doen vallen. Jij hebt de partij geschaad. Ik kreeg als cadeau een onverkiesbare plaats. Iedereen is na dat verlies minister geworden: Eyskens, Martens, Tindemans. Ik werd de outcast. Ik heb daar enorm van afgezien. (stil) In ‘88 ben ik kandidaat-partijvoorzitter geweest, als tegenkandidaat van Wivina Demeester. Herman zei toen dat ik me moest terugtrekken en dat hij zich wel kandidaat zou stellen. Er was een hele beweging om mij dat te beletten.’
Met je staat van verdienste en je palmares heb ik nooit begrepen waarom Leterme je in 2004 als fractieleider geen ministerschap aanbood. Was dat een ontgoocheling?
‘Dat was niet het einde van de wereld, maar já, dat was een ontgoocheling. Het najaar van 2004 was op vele vlakken een donkere periode. Ik was 54 en Leterme zei toen: Ik ga voor Peeters, ik moet voor de toekomst kiezen. Ik had toen plots afgedaan, dat was net na een golf van vernieuwing binnen heel wat partijen waarbij een aantal mensen gelanceerd werden: Freya Van den Bossche, Patricia Ceysens, Inge Vervotte… Mijn broer Herman schreef me toen een brief: Be free! Herwin je strijdbaarheid van de jonge jaren! Die raad heb ik opgevolgd. In februari 2005 startte ik met een dagboek op internet, daar geef ik vrijuit mijn mening. Sindsdien heb ik mijn enthousiasme en motivatie herwonnen. Zo’n forum is invloedrijker dan de meeste speeches of interpellaties die ik als fractieleider hield.’
De CD&V kan best wat mannen met een dynamische visie gebruiken, en vooral iemand die vrijuit zijn mening zegt.
‘Ik ben nooit diplomatisch geweest, ik zeg altijd vrijuit wat ik denk. Iemand moet dat doen! Niet uit bitterheid of rancune, maar in het belang van de partij. Helaas creëert dat soms vijanden, ook binnen de CD&V. Ik houd van mijn partij, maar ze hebben mij al een paar keer op een onverkiesbare plaats gezet. That’s life, ik vraag mij soms af of ik het verder had gebracht met meer diplomatie. Ik heb van niets spijt, ik wil ideeën aanreiken, de samenleving verbeteren, mensen naar elkaar laten toegroeien.’
Je ademt nu al bijna 35 jaar politiek. Ben je gelukkig in je vak, heb je voldoende genoten van je leven?
‘In de politiek ben je nooit gelukkig. Ik heb het geluk gevonden sinds ik mijn vrouw ken en vader ben geworden van mijn dochter Heidi. Onder impuls van mijn dochter heb ik de musical ontdekt. Ik ga naar Daens, Loft, Tien om te Zien en Radio 2 Zomerhit. Met mijn vrouw en dochter doe ik vaak citytrips en elke vakantie trekken we er met ons drieën op uit. Daar kan ik echt van genieten.’
Welke lessen trek je uit je leven?
‘Dat het superkort is en dat je je ambities en beperkingen moet inzien. Je moet ook durven in het leven en zeggen wat je denkt, maar soms bereik je niet de gewenste resultaten, trap je op tenen en stuit je op onbegrip. Dát is mijn levensverhaal. Heel belangrijk is dat je mensen hebt op wie je kan terugvallen. Daar was ik wel bang voor als vrijgezel. Ik dacht lange tijd: waar is die leuke madam voor wie ik het allemaal doe? Ik heb geleerd ook gelukkig te zijn buiten de extreem complexe activiteit, de machtsspelletjes en de onberekenbare mechanismen van de politiek.’
Even terug naar de laatste 48uur. Wat wil je in die korte periode nog allemaal doen?
‘Ik gooi mijn agenda en gsm onverbiddelijk weg en verzamel de mensen die ik graag heb, mijn vrouw waar ik van houd, mijn dochter, broer en zussen, enkele vrienden en intimi. Thuis wil ik rustig afscheid nemen van iedereen. Ik organiseer geen feest, ik wil geen fuifsfeer. Ik wil sobere, intieme gesprekken voeren, aan iedereen zeggen dat ik van hen houd, dat ze mij veel gegeven hebben. Op mijn site zet ik nog een mooie afscheidsbrief en ik mail iets naar mijn hele adressenbestand. Nadien wentel ik mij in de nostalgie, ik grasduin in mijn fotoalbums. Ik lees ook nog enkele gedichten uit het verzenboek van Jozef Deleu en luister naar het requiem van Mozart. De laatste uren breng ik door met vrouw en dochter. Met hen regel ik mijn begrafenis. Ik wil een graf in mijn Zaventem.’
Hoe wil je herinnerd worden?
‘Eens Eric, altijd Eric.’
LUK ALLOO
Het Nieuwsblad Corelio 22-23 november 2008
Ingevoegd door Eric op zondag 23 november 2008 om 10:53